“Churbn” is een Jiddisj woord en betekent “vernietiging”. De diepe sporen, welke de nationaalsocialistische terreurheerschappij in het Jiddisj achterliet, stempelden de overlevenden van de Holocaust met het begrip “churbn-schprach” ofwel “vernietigingstaal”. De Duitse linguïst Wolfgang Krischke leidt in een bijdrage aan de Frankfurter Allgemeine (FAZ, 8 januari 2025) op een rijk kennisspoor.
Met “churbn-schprach” zijn woorden en woordspelingen bedoeld, die Jiddisj sprekende Joden in de nationaalsocialistische getto’s en kampen schiepen, ontleenden, omvormden of van nieuwe betekenissen voorzagen om de verschrikkingen van de vervolging en de alledaagse overlevingsstrijd aan te duiden, legt Krischke uit.
De taalkundige illustreert dat met enkele voorbeelden: “aktsye” ofwel “actie” in de zin van razzia; “platsuvke” (arbeidsplaats buiten het getto); “tshukkes” (kleren, lompen) of het onmiskenbaar van oorsprong Duitse “rolkomande”.
In de jaren dertig van de vorige eeuw spraken naar schatting 13 miljoen mensen Jiddisj. Miljoenen Jiddisj-sprekenden vielen ten slachtoffer aan de nationaalsocialistische volkenmoord op de Joden. Vandaag de dag is Jiddisj nog de moedertaal voor enkele honderdduizenden, informeert de linguïst. Precieze cijfers zijn niet voorhanden.
Jiddisj is ontstaan in het middeleeuwse Duitsland en werd met Hebreeuwse letters geschreven. Het is een “schmeltzschprach”. In deze taal vloeien woorden en grammaticale vormen van het Middelhoogduits, Hebreeuws en Aramees samen, inclusief bestanddelen uit Slavische en Romaanse talen.
“De churbn-sprach is overgeleverd door de aantekeningen van overlevenden van de Holocaust”, zet Krischke uiteen. Onder hen bevonden zich velen met een taalkundige of geschiedwetenschappelijke achtergrond. “Op gelijke wijze als de filoloog Victor Klemperer het bestuursvocabulaire van het “Derde Rijk” onder de afkorting LTI (Lingua Tertii Imperii) commentarieerde, documenteerden zij de taalkundige tegenpool op de As van de Verschrikkingen.”
Op dit punt aangekomen, onderstreept Krischke het onderscheid qua intentie tussen Klemperer en de Jiddisje linguïsten. De laatsten wilden anders dan Klemperer de door hen geïdentificeerde woordenschat niet uitwissen, maar bewaren als document van de terreur, maar ook als testimonium van de waardigheid van een taal- en lotgemeenschap.
Over de “churbn-schprach” heeft de kenner van het Jiddisj, Hannah Pollin-Galay van de Universiteit van Tel Aviv, een zojuist verschenen monografie gepubliceerd, “Occupied Words: What the Holocaust Did to Yiddish” (University of Pennsylvania Press).
Pollin-Galay geeft in een andere wetenschappelijke bijdrage aan de hand van een enkel, maar centraal begrip exemplarisch aan hoe de vervolgde en ontrechte Joden hun levenswereld en de hen nog gebleven handelingsruimte een taal gaven, die vertolken. De wetenschapper doet dat met het woord “schabreven” of ook wel “schabern”.
De bewoners van het getto van Warschau hanteerden dat snel als een nieuw begrip, zij het evenwel een controversieel sleutelwoord. “Schabreven” had immers de betekenis van “zich onbeheerd goed toeëigenen om te overleven”. Het kon echter ook simpelweg stelen betekenen, tekent Wolfgang Krischke aan.
Niet onverwacht leidde deze uiteenlopende interpretatie van “schabreven” nog voor het einde van de naziheerschappij tot een breedvoerige discussie onder Jiddisj-sprekenden over de herkomst en betekenissen van het woord. Onscheidbaar daarbij was de morele beoordeling. Was de toeëigening van onbeheerde goederen (meestal achtergebleven bezittingen in de woningen van gedeporteerde Joden) een legitieme overlevingsmaatregel of te veroordelen hebzucht? En waar liep de grens met diefstal?
Zelfs de speculaties over de etymologie van het woord “schabreven” kregen een morele lading. Sommigen vermoedden Duitse wortels en leidden daaruit een veroordeling van de zo omschreven handelingen af, want het duidde op samenspel met de nationaalsocialisten.
Opvallend genoeg toonde “schabreven” echter ook trekken van een echt modewoord, vult Krischke aan. Zo noteerde een bewoner van het getto dat de mensen met het woord speelden als “kinderen met een bal”.
Samen met taalkundige speurder Hannah Pollin-Galay komt Wolfgang Krischke bij het Rotwelsch uit als oorsprong voor het woord “schabreven”. Tussen haakjes: Rotwelsch was in de middeleeuwen de geheime taal van vaganten, rondtrekkende (artistieke/intellectuele) reizigers in Duitstalige gebieden. “De specifieke betekenis van een op onbeheerd goed slaande handeling nam het woord “schabreven” intussen pas in het getto van Warschau aan”, concludeert Krischke.
Na de oorlog gingen in Polen de nieuwe communistische machthebbers met “schabreven” op de loop tegen hebzuchtige landgenoten (Duitse bezittingen), maar ook een Jiddisje activist en zionist als Ya’aokov Zerubabel, die met “schabreven” het materialistische sjacheren en speculeren van Joodse hulporganisaties meende te moeten hekelen, omdat zij niet de emigratie naar toen nog Brits Palestina aanmoedigden. Andere zionisten projecteerden het woord “schabreven” weer op Poolse “schabrovnikes”, berovers van Poolse Joden.
Al deze interpretaties van “schabreven” lieten de Duitse daders buiten beschouwing, benadrukt de Duitse linguïst en daarmee “de churbn-Jiddische karakteristiek van het woord”.
Waar het woord “schabreven” daadwerkelijk voor staat -de vervlechting van nationaalsocialistische dader- en Joodse slachtoffergeschiedenis en de poging, gezien een oppermachtig dwangsysteem de nog gebleven speelruimtes te benutten- had in deze interpretaties geen plaats, vat Wolfgang Krischke helder samen. “Schabreven” werd tot “stelen” gereduceerd.
Bron: “Wie verkehrte Schrift im Spiegel”, bijdrage van Wolfgang Krischke in de Frankfurter Allgemeine, pagina Geisteswissenschaften, 8 januari 2025.
Reactie plaatsen
Reacties