
Islamexpert Nina Scholz stelt in haar bijdrage “Islamischer Antisemitismus. Eine beunruhigende Entwicklung” de vraag centraal: wat zijn de historische wortels van islamitisch antisemitisme? Een terechte vraag, want vandaag de dag een ontkende of verdrongen vraag.
Islamitische koepelorganisaties in Duitsland en Oostenrijk ontkennen doorgaans een samenhang tussen islam en vijandschap jegens de Joden. Ze blijken niet tot een analyse van het probleem in staat, stelt Scholz. Geen wonder, want die moslimverenigingen kunnen niet teruggrijpen op een kritische geschiedschrijving in islamitische landen. Deze situatie vloeit weer voort uit de wens het beeld van de islam en van de gemeenschap van de moslims (de oemma) als onberispelijk voor te stellen.
Het gevolg is, aldus Scholz, een welhaast dwangmatige neiging de slachtofferrol aan te nemen in combinatie met “afweermechanismen”. Indien antisemitisme al als een probleem wordt onderkend, wordt de oorzaak buiten de eigen geschiedenis, de eigen religie, de eigen gemeenschap gezocht. Dan heet het bijvoorbeeld “een geïslamiseerd, volks antisemitisme” volgens de vereniging van “Moslimjeugd in Oostenrijk”. Kortom, een geïmporteerde Jodenhaat, een inbreuk op de islam van buitenaf.
Deze argumentatie hanteert ook de socioloog Kenan Gungör. Hij spreekt van een “gereïmporteerd antisemitisme”. In de loop van de westerse kolonisering zijn antisemitische samenzweringstheorieën in de wereld van de islam geïmporteerd en die komen nu door moslimmigranten als herimport naar Europa terug.
Commentaar, kritiek van wetenschapper Scholz op deze these: zij laat zowel de islamitische overlevering alsook de geschiedenis van de Joden onder islamitische heerschappij buiten beschouwing. Kortom, de dragende wortel van islamitisch antisemitisme!
Is en wordt het christelijk antisemitisme ofwel anti-judaïsme grondig wetenschappelijk onbevangen onderzocht, zo springt deze omissie aan moslimzijde exact in het oog. Des te meer waardering verdient de stellingname van de islamwetenschapper Abdel-Hakim Ourghi. Zijn boek “Die Juden im Koran – Ein Zerrbild mit fatalen Folgen” (2023) wijst hier op voorbeeldig onderbouwde wijze de weg naar een serieuze islamitische reflectie op Jodenhaat binnen de eigen gemeenschap.
Scholz snijdt ook de argumentatie aan dat het Midden-Oostenconflict de hoofdoorzaak zou zijn van Jodenhaat in islamitische landen en islamitische gemeenschappen in het Westen. Ze cijfert daarbij deze politieke factor als verklaring voor islamitisch antisemitisme geenszins weg, maar duidt het conflict als katalysator van moslimse Jodenhaat. Echter, zo betoogt Scholz nadrukkelijk: deze specifieke haat ontspringt al aan de islamitische literaire overlevering.
Met deze originele moslimtraditie doelt de onderzoeker rechtstreeks op de Koran, de soenna (de overlevering van woorden en daden van de profeet Mohammed) en de sira (de biografie van de profeet). In deze primaire bronnen worden de Joden reeds tot vijanden van de moslims verklaard met als gevolg eeuwenlange discriminatie, vervolging en vermoording.
Scholz trekt op dit punt aangekomen de lijn door naar het heden: “Tot op vandaag worden anti-Joodse verhalen uit de islamitische overlevering doorgegeven en aan actuele gebeurtenissen vastgeknoopt. Dat is het geval in de redevoeringen van kaderleden van de Moslimbroederschap, van Hamas, van de Turkse president Erdogan of in de leuzen op de straten van Europa. Vanzelfsprekend worden in een eeuwenoud anti-Joods narratief ook moderne antisemitische clichés opgenomen.”
Een blik op de islamitische overlevering brengt een oude en zelfstandige anti-Joodse traditie tevoorschijn, stelt Scholz vast. Daarin kom je de geschiedenis tegen van drie Joodse stammen in Medina. Zij collaboreren met de vijanden van Mohammed en weigeren de islam aan te nemen. Derhalve beveelt Mohammed twee stammen te verdrijven en worden de mannen van de derde stam geliquideerd, hun vrouwen en kinderen tot slaven gemaakt.
Als de beroemdste anti-Joodse hadith (uitspraak/handeling toegeschreven aan de profeet) noemt de politieke wetenschapper die met een eschatologische lading: “Het uur van de opstanding (ook wel vertaald als “het oordeel”, red.) zal niet slaan totdat de moslims de Joden bestrijden en doden, zodat de Joden zich achter rotsen en bomen verstoppen. De rotsen en bomen zullen echter zeggen: O, moslim! O, dienaar van Allah, een Jood verstopt zich achter mij. Kom en dood hem! Alleen de boom ģardaq niet, want dat is een boom van de Joden.”
Een kanttekening: in plaats van “beroemdste” past hier veeleer het adjectief “beruchtste” op deze veelgeciteerde hadith. Immers een regelrechte religieuze aansporing tot genocide op het Joodse volk.
In de Koran staat een hele reeks van verdere beschuldigingen aan het adres van de Joden, somt Scholz op: ze verbraken het verbond met Allah, zij loochenden de tekenen van Allah, doodden hun profeten, pleegden verraad, beroofden anderen van hun geld.
Daarmee doet ze overigens maar een korte greep uit “de zondencatalogus over de Joden in de Koran” (terminologie van ingewijde Abdel-Hakim Ourghi). Vanuit zijn wijkplaats Medina “openbaart” de profeet Mohammed dat “Allahs vloek over de ongelovigen zal komen”. Wie die “ongelovigen” zijn, is klip en klaar: de onbekeerlijke Joden met “harten hard als steen”.
Scholz trekt een parallel met stereotypen over de Joden uit het christelijke middeleeuwse discours en concludeert treffend: “In de islam komen overeenkomstige passages al in de Koran zelf voor.” Haar conclusie luidt dan ook: “Reeds in de islamitische overlevering wordt dus een negatief beeld van de Joden getekend, dat als absoluut authentiek islamitisch mag worden gezien/onderscheiden.”
In de hedendaagse islamitische hoofdstroom behoren de vertellingen over de verdrijving en vernietiging van Joodse stammen alsmede over een vermaarde veldslag van Mohammed tegen de Joodse bewoners van de rijke oase Haibar in 628 plus de anti-Joodse korancitaten tot het gebruikelijke repertoire van het islamitisch godsdienstonderwijs wereldwijd. Voorop in de koranscholen en islamitische landen, maar evengoed binnen Europese moskeeën en islamverenigingen.
Ronduit problematisch acht islamwetenschapper Nina Scholz dat vele moslims hun geloofsbronnen (de koran, soenna en biografie van Mohammed) als maatschappelijk normatief beschouwen en daarmee ook tegelijk de uiterst negatieve houding tegenover Joden. Huidige moslims, zo poneert ze scherp, nemen religieuze antisemitische attitudes zonder reflectie over en verbreiden die ook.
Wie als moslim daarentegen bij het islamitisch antisemitisme kritische vragen stelt, geldt al snel als een verrader. Daarvan hebben sommige islamcritici letterlijk weet: ze staan dag en nacht onder speciale bewaking.
Tweede deel in driedelige serie over “Islamitisch antisemitisme – een alarmerende ontwikkeling”.
Reactie plaatsen
Reacties