
Het vergde duidelijk meer van de zenuwen van restauranthouder Uwe Dziuballa wat bepaald geen kleine groep van vroegere gasten hem vooral sinds januari/februari 2024 telefonisch meende te moeten toevoegen. Daar komt hij eerlijk voor uit. Zo verklaarden ze hem “de apartheidsstaat Israël niet meer financieel te ondersteunen”. Alsof wij onze inkomsten zouden investeren in wapens voor het Israëlische leger, commentarieert de aangesprokene lovenswaardig onderkoeld.
Het woord “Israël” is scheldwoord nummer één, constateert Uwe. Geen wonder, zo voegt hij eraan toe, neem alleen al de veelheid aan documentaties, boeken en films die de Joodse staat als “apartheidsstaat” demoniseren. Die valse beschuldiging kan ook zomaar klinken in het familierestaurant “Schalom”. “We zouden ons moeten schamen alsof we een soort oorlogsmisdadigers zijn.”
Absurd, ja abject is de kritiek dat Uwe en zijn broer gevoelloos een restaurant zouden runnen, “eten en drinken aanbieden, terwijl wij in Gaza de kinderen laten verhongeren”.
Die aloude antisemitische perfide aantijging van Joden als dé kindermoordenaars komt ook op een andere manier aan het licht. “Als ons restaurant vanwege vakantie sluit en dat op de website aankondigt, stapelen zich eveneens de haatcommentaren online op, inclusief de beschuldigingen van kindermoord. Tot de ‘normaliteit’ behoren dan teksten als: “Waar gaat de vakantie dan heen? Kinderen doden?” – “Zulke misdadigers als jullie zouden zo’n restaurant nooit meer mogen openen.” – “Het zou goed zijn wanneer jullie hier niet meer waren.” Dergelijke commentaren online zijn niet geheel nieuw voor ons. Nieuw is echter het explosief gestegen aantal. Vroeger kregen we die eerder uit het rechtse spectrum.”
Onthullend én onthutsend is wat Uwe vervolgens vertelt: “In het restaurant zelf kan het ons ook overkomen dat wij verzocht worden eindelijk eens te bellen met Benjamin Netanyahu om van hem te eisen de militaire acties van het Israëlische leger onmiddellijk te beëindigen. Dat kan dan wel enige energie kosten om een verhelderend gesprek aan te knopen en heel ontspannen uit te leggen: “Nee, het spijt me. Ik ben geen Israëlisch staatsburger, ik kan daarom niet aan Israëlische verkiezingen deelnemen, en ik heb ook geen telefoonnummer van Benjamin Netanyahu paraat.” Tot de nieuwe alledaagse realiteit behoren helaas ook aanvallen op mij of het restaurant, die verbale provocaties ver overschrijden.”
Die op de persoon gerichte aanvallen kunnen afschuwelijke vormen aannemen. Uwe Dziuballa doet een doekje open. “De jongste tijd staan bespugingen bovenaan. Ik wil dat niet dramatiseren, maar ik noteer zulke voorvallen en kom op 17 binnen een jaar. Kinderen en jongeren spugen op de ramen van het restaurant, dat schijnt een soort sport te zijn geworden en de ouders van deze kinderen schijnt dat blijkbaar ook niet te storen.”
Uwe en zijn broer Ariel zijn goed herkenbaar, “als keppeldragers, maar ook als Joden”. Dat leidt tot persoonlijke bespugingen. Opvallend genoeg ook door jonge vrouwen, ondervinden de broers. “Het jongste geval speelde zich hier in de buurt af, helemaal niet zo ver van het restaurant: ik ben aan het wandelen met mijn vrouw en we komen twee jonge dames tegen, gelet op hun verschijning waarschijnlijk uit het Midden-Oosten, beiden wellicht begin twintig. Terwijl die beiden ons voorbijlopen, merkte ik plotseling iets warms, heel onaangenaams op mijn arm. Het duurde een paar seconden voordat ik me gerealiseerd had dat het speeksel was. We keken naar de beide jonge vrouwen, die zich langzaam verwijderden, maar zich eveneens nogmaals omdraaiden, ons van verre fixeerden en betekenisvol giechelden. Ik wilde zelf de beiden achternagaan en van ze een verklaring eisen. Mijn vrouw hield me daar zacht vanaf.”
Uwe Dziuballa steekt daarbij zijn bewondering voor de houding van zijn echtgenote niet onder stoelen of banken. Zijn was immers zelf enkele maanden eerder door een Syrisch teenager grof verbaal aangevallen. Dat gebeurde tijdens een pro-Israël demonstratie waarop tot de vrijlating van de door Hamas ontvoerde gegijzelden werd opgeroepen. Toch een natuurlijk humanitair recht voor allen, ongeacht geloof en herkomst, onderstreept de restauranthouder. Voor die jonge Syrische blijkbaar niet. Ze gilde in de richting van de kleine groep demonstranten: “Wij slachten jullie allen af, allen!” Uwe’s vrouw was gewoon verbijsterd. “Dat waren haar woorden. Een doodsbedreiging vol haat door zo’n jonge vrouw in onze stad Chemnitz was ongelofelijk. (…) Mijn vrouw denkt daar nog altijd over na hoe zulke meningen zich vastzetten in jonge mensen en hoe wij hen tegemoet kunnen treden? Hoe kun je blinde haat bestrijden?”
Tussendoor adviseerde de politie de restauranthouder voortaan altijd een hoed of een ander hoofddeksel te dragen over zijn keppel. “Zonder zou hoogst gevaarlijkst zijn.” Heel logisch reageert Uwe met: als het zomer is en warm, neem je zo’n hoed ook weleens af en “zo’n moment kan intussen riskant worden”. Hoe hij dat kan weten? “Ik bemerk dat aan de blikken, aan het gefluister, ook aan de openlijke vingerwijzingen – in winkelpassages, in het café, in de bibliotheek en elders.”
Hij had het een paar jaar geleden niet kunnen dromen hoe je eigen bewegingsvrijheid in het leven van alledag plotseling zo ingesnoerd kon worden. Op bepaalde tijdstippen vooral niet meer naar buiten gaan. “Ik draag inmiddels een kogel- en steekvrij vest ter waarde van zo’n 890 euro, dat ik bijvoorbeeld bij twee gastlessen op scholen moest dragen omdat in andere klassen ook moslimkinderen en jongeren zitten. Men kon niet inschatten hoe die op mijn bezoek zouden reageren.”
Intussen, zo erkent Uwe Dziuballa ruiterlijk, voelt hij zich na de 7e oktober duidelijk onveiliger. Wanneer zijn echtgenote en hij alleen op pad gaan met verschillende bestemmingen, spreken ze precies af wanneer en waar zij daarmee klaar zijn en wie op welk ogenblik terugkeert naar huis. Dat mag deels al geen vijf minuten langer meer duren! “Voor ik het huis uitga, kijk ik twee keer naar links en rechts, intensiever dus dan wanneer je over straat loopt. Ik overleg met mijzelf ondertussen precies: waar ga ik heen, wat trek ik aan? Bescherm ik me of bescherm ik me niet?”
Tot opluchting van de restauranthouder is de politiekbewaking voor zijn etablissement “Schalom” van permanent naar punctueel teruggebracht. Dat zorgt voor een meer ontspannen sfeer in de zaak. Desondanks is Uwe wat gedeprimeerd. Van 2000 tot oktober 2023 had “Schalom” geen directe bewaking nodig. Er werd alleen normaal door de politie gepatrouilleerd. Tussen haakjes: ook nog altijd zeven tot acht keer per dag… “Dat is nu voorbij. De haat tegen Israël en de Joodse wereld in haar geheel wordt op schrikaanjagende wijze in je gezicht geschreeuwd.” Voor sommige groepen is het normaal om “dumme Judensau” (dom Joods zwijn) te roepen of mensen die er Joods uitzien gewoon te bespuwen, tekent Uwe daarbij aan.
Voor alle achterliggende jaren heeft restauranthouder Uwe Dziuballa heel nauwkeurig een documentatie over de “microkosmos Schalom” aangelegd, alle antisemitische aanvallen zijn exact geregistreerd. Hij verklaart zich gaarne bereid die te delen en te bespreken met de media, maar evengoed met de wetenschap. Het gaat dan om zo’n tachtig vastgelegde materiële beschadigingen, graffiti, telefonische bedreigingen, haatmails. Kortom, “het hele smerige spectrum”.
Met het verloop van de oorlog tussen Israël en Hamas/Hezbollah fluctueert het bezoekersaantal van restaurant “Schalom”. Dit ongunstige economisch klimaat verzwaart nog eens een door Jodenhaat vergiftigde maatschappelijke omgeving voor de Joodse restauranthouders Uwe en Ariel Dizuballa in Chemnitz. Geen wonder dat welmenende vrienden en bekenden al lange tijd aan hen vragen: waarom doen jullie dit eigenlijk nog steeds?
Uwe heeft daarvoor drie argumenten paraat: punt nummer één, hier is mijn “Heimat”, mijn thuis, sinds 1743 woont mijn familie, afkomstig uit Polen, hier; punt twee: na elke negatieve ervaring volgen nog altijd vele positieve ervaringen, leer je andere mensen kennen, die zich spontaan voor Joodse belangen en de bescherming van de Joodse bevolking inzetten; punt drie: mijn broer en ik dragen de verantwoordelijkheid voor dit restaurant, dat nog altijd bij veel inwoners van Chemnitz geliefd is en we hebben geweldige medewerkers die hun levensonderhoud met dit restaurant bekostigen.
Toch eindigt Uwe Dziuballa zijn bijzonder informatieve, zij het ook buitengewoon schokkende, bijdrage over Jodenhaat in de dagelijkse levenspraktijk met een prangende vraag aan zijn plaatsgenoten in Chemnitz, het stadsbestuur en de stedelingen: “Will die Gesellschaft diesen Ort noch?” (Wil de samenleving deze plek nog?). “Schalom” dus als culinaire en culturele pleisterplaats… Een krachtige resonans op die schrijnende vraag, binnen en buiten Chemnitz, verdienen de moedige volhouders Uwe en Ariel Dizuballa absoluut!
Deel drie en slot in serie over de bijdrage van de Joodse restauranthouder Uwe Dziuballa ‘Wenn der Alltag zur Mutprobe wird” aan de wetenschappelijke bundel “Antisemitismus in Deutschland nach dem 7. Oktober 2023”, onder redactie van Olaf Glöckner en Günther Jikeli, Georg Olms Verlag, Baden-Baden 2025.
Lees de eerdere delen Deel 1 en Deel 2
Reactie plaatsen
Reacties