“Voor velen is antisemitisme ‘er plotseling weer’. Vanuit Joods perspectief spreken wij van een ononderbroken geschiedenis van antisemitisme, voor en na de Tweede Wereldoorlog. Antisemitisme herhaalt zich niet, antisemitisme zet zich voort.”
Een treffende uitspraak van prof. dr. Julia Bernstein (Frankfurt University of Applied Science) bij de opening (30 november 2024) van een driedaagse conferentie in Frankfurt am Main over actueel antisemitismeonderzoek. Organisator is het Tikwah Instituut in Berlijn in samenwerking met hoogleraar Bernstein.
Bernstein, een gezaghebbend expert en auteur, benoemde in haar indringende voordracht meerdere tegenstrijdigheden bij een nadere beschouwing van het thema “antisemitisme en Joods leven in Duitsland”. Deze contracties helder onder ogen te (willen) zien, geeft ook een eerlijk, waarheidsgetrouw beeld van de realiteit van Joods leven in Duitsland, hoe problematisch dat is. We lopen de diverse tegenstrijdigheden aan de hand van Bernsteins betoog na.
In 2021 vierde Duitsland 1700 jaar Joodse presentie op eigen bodem. 76 jaar na de planmatige moord op 6 miljoen Jodinnen en Joden is een beeld geschapen van continuïteit, van christelijk-Joods erfgoed. Echter nu de contradictie: de kennis over Joden en Jodendom in brede lagen van de bevolking is niet zelden antisemitisch vervormd of op antisemitisme gericht. Bernstein: “Joden worden in Duitsland veelvuldig in samenhang met de Holocaust als slachtoffers of kwelgeesten waargenomen.”
Pas na de terreuraanslag in Halle an der Saale in 2019 ging bij velen een lampje branden wat “Jom Kippoer” is, aldus Bernstein. “Velen zullen na 7 oktober 2023 voor de eerste keer van “Simchat Torah” hebben gehoord.” Het gevierde beeld van 1700 jaar Joodse presentie staat niet voor een normaliteit, maar voor een waarneming als “domesticated foreigners”. “En toen moest de 7eoktober nog komen”, scherpt Bernstein in.
De hoogleraar snijdt een tweede tegenstrijdigheid aan. Officieel wordt de presentie van Joods leven in Duitsland begroet en Jodenhaat moreel rigoureus veroordeeld. De werkelijkheid wijkt daar drastisch vanaf. Joden kunnen nauwelijks Joodse symbolen in het openbaar dragen of hardop Hebreeuws spreken, zonder het risico te lopen van een ernstige bedreiging. De talrijke vijandigheden en aanvallen bewijzen dat. En bepaald niet pas sinds de 7e oktober.
Het modewoord “diversiteit” ligt vooral bij politici en bestuurders voor op de lippen. Welhaast ongemerkt maken juist Joden veelvuldig geen deel uit van deze ‘sacrale’ diversiteit. Ze wagen het niet hun identiteit prijs te geven. En wanneer dat toch gebeurt, klinkt eveneens een modewoord “outing”.
In Duitsland is onder jongeren de term “Du Jude” een wijdverbreid scheldwoord. Anderzijds krijgen sommige mensen het woord “Jood” heel moeizaam over de lippen. Er kleeft wat ergs aan, maar niets neutraals of zelfs positiefs. “Dan, na de 7e oktober schijnt het zich zo evenzeer met de woorden “Israëli” of “Israël” te verhouden”, constateert Julia Bernstein.
Een heel schrijnende tegenstrijdigheid is stellig die tussen de Duitse ‘staatsdoctrine’ van “Israëls veiligheid” en de op Duitse straten en pleinen luidkeels gehoorde vernietigingsslogan van “From the river to the sea, Palestine will be free”. Van geen andere staat wordt het “bestaansrecht” ter discussie gesteld en daarbij al ijverig in twijfel getrokken, observeert de antisemitismeonderzoeker.
Een andere contradictie valt Bernstein op bij veel jonge mensen. De laatsten zeggen zich enerzijds verantwoordelijk te voelen voor de “NS-Geschichte” en op te treden tegen ongerechtigheden, maar anderzijds de vraag op te werpen: “Wat heeft de Holocaust persoonlijk met mij en mijn familie te maken?” Daarop laat de hoogleraar een zin volgen die veel innerlijke Joodse pijn blootlegt: “Maar dan gaan in Duitsland na de 7e oktober geen honderdduizenden mensen de straat op uit solidariteit met de Joden.”
Uit deze bedroevende, ja angstwekkende toestand trekt Bernstein een logische, zij het bittere conclusie: “Enerzijds veelvuldig een rigoureuze morele veroordeling van het antisemitisme, de belijdenis van “Nooit weer”, anderzijds Joden die op solidariteit wachten en met antisemitisme alleen worden gelaten.”
Geen wonder dan ook dat Joden uitingen van Jodenhaat vaak niet eens melden. Consequenties voor de daders blijven immers doorgaans toch uit. “Abstract ontbreekt het niet aan de wil en solidariteit, maar concreet heel vaak wel. Al helemaal na de 7eoktober.”
Bernstein ontwaart in de Duitse samenleving dat Joodse slachtoffers van Jodenhaat in het gunstigste geval worden aangehoord inclusief empathische gestes, maar aan de andere kant zijn er geen antisemieten te bekennen. “Antisemitisme wordt al te dikwijls genegeerd, gebagatelliseerd (“Zo was het toch helemaal niet bedoeld!”), als vaag, onpersoonlijk fenomeen naar “discussierondes” verschoven, terwijl antisemitisme voor Joden geen filosofisch gesprek bij de koffie betekent, maar een existentieel gevaar. Vooral na de 7e oktober.”
Bijzonder pregnant duidt Bernstein deze tegenstrijdigheid: “Enerzijds wordt zakelijkheid gepretendeerd, anderzijds is antisemitisme in Duitsland een buitengewoon geëmotioneerd debat. Zeker na de 7e oktober.”
De nationaalsocialistische vernietiging van de Joden geldt grotendeels als hét symbool van het ultieme kwaad. Hoe onpeilbaar kwetsend moet het derhalve voor Joden zijn wanneer zij via de omweg “Israël” met de nazi’s worden gelijkgesteld. “De ogenschijnlijke les uit de geschiedenis wordt vaak tegen de Joodse staat en Joden geldend gemaakt.”
Die distantiëring van de Duitse geschiedenis schemert steeds meer door als motief, analyseert Bernstein. Veelzeggend is in dit verband dat na 7 oktober 2023 de stemmen luider klinken, die zich tegen een Duitse schuldcultuur uitspreken. Onder het hedendaagse motto: “Free Palestine from German guilt” (Bevrijd Palestina van Duitse schuld). Veelzeggend is ook dat de helft van de Duitse bevolking openlijk of latent de these bijvalt dat het Duitse schuldcomplex de vrijheidsstrijd van de Palestijnen zou belemmeren. Daarop duidt een recente studie uit Leipzig.
De rituele jaarlijkse herdenking van de novemberpogrom van 1938 paarde zich onlangs aan anti-Joodse leuzen tijdens “pro-Palestijnse demonstraties of zelfs herdenkingsredes” in Hamburg, Karlsruhe, Jena, Berlijn, Mannheim, Wolfsburg, Brühl. Om maar niet te spreken van de bejubeling van de Jodenjacht in Amsterdam in Hannover. Andermaal een stuitende tegenstrijdigheid.
Bernstein weerspreekt heel krachtig de populaire bezwering: “Wanneer men uit de geschiedenis niet leert, zal zij zich herhalen”. Deze bewering gaat van een afgesloten tijdsbestek uit. Een nieuwe periode breekt aan. Vanuit Joods perspectief gaat dat gewoon niet op. In die optiek is, historisch en actueel volkomen navolgbaar, sprake van een ononderbroken geschiedenis van antisemitisme.
Antisemitisme herhaalt zich niet, antisemitisme zet zich voort. Het komt ook van alle kanten uit de samenleving. Voortdurend ontvangt Jodenhaat een opwaardering, wordt antisemitisme plausibel verklaard, zelfs geromantiseerd als “verzet” of gebanaliseerd als “kritiek”. Kwalijker nog is de voorstelling van ordinaire Jodenhaat als “controversiële mening”. En ook hier weer geldt: speciaal na de pogromdag van 7 oktober.
Op het eind van haar betoog fileert Julia Bernstein het gejammer van Joden-, respectievelijk Israëlhaters -de beoefenaars van “Israelkritiek”- over “kritiekverbod”, dat zij “monddood” zouden worden gemaakt. Die obscene “Israëlkritiek” uit immers zich van A tot Z. Des te luider “uit de schijnbare marginalisering”. Al helemaal na 7 oktober.
Een laatste contradictie die Bernstein in haar rede naar voren bracht, is de veel geciteerde veroordelingsformule “Antisemitisme is geen mening” versus het feit dat antisemitisme toch onder de vrijheid van mening valt… Dat is al vaak gerechtelijk vastgesteld. Bernstein: “Jodenhaat is gevoel en ook een gerationaliseerde mening.”
Daarop volgen de door Bernstein consequent toegepaste woorden na weergave van feitelijke, niet te weerspreken tegenstrijdigheden tussen de officiële Duitse houding tegenover antisemitisme en de dagelijkse werkelijkheid, praktijk: “Erst recht nach dem 7. Oktober.”
Bron: tekst van de openingsrede van prof. dr. Julia Bernstein tijdens de meerdaagse conferentie “Antisemitismuskritische Antisemitismusforschung nach dem 7. Oktober 2023” in Frankfurt am Main op 30 november 2024, zie website van de Jüdische Allgemeine.
Reactie plaatsen
Reacties
Eens