Het Israëlisch-Arabisch/Palestijnse conflict in de ogen van onderzoeker Benny Morris

Gepubliceerd op 3 januari 2025 om 20:57

“De verdrijving van de Arabische bevolking was op geen enkel tijdstip een beleid waar de generaals zich aan dienden te houden.” Op resolute wijze weerspreekt de Israëlische historicus Benny Morris de mythe van de voorbedachte “etnische zuivering” van de Palestijnse Arabieren tijdens de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog.

Vorig jaar verscheen het bekende boek van Morris over “1948 - De eerste Arabisch-Israëlische oorlog” ook in een Duitse uitgave. Daarin is een zeer lezenswaardig gesprek met de auteur opgenomen. We lichten uit dat interview een drietal centrale aspecten:

*de Palestijnse eis van terugkeer van alle vluchtelingen;

*de compromisloze houding aan Palestijnse zijde in het

  Israëlisch-Palestijnse conflict;

*de religieuze dimensie van dit conflict.

Recht op terugkeer

“De Palestijnse aanspraak op een terugkeerrecht, die in de Arabische wereld een sterke weerklank oproept, komt uiteindelijk op hetzelfde neer als de roep naar het verdwijnen van Israël”, stelt Morris. Een eis, aldus de historicus, die Israël op demografische gronden “categorisch uitsluit”.

Op individuele basis is de eis van een aantal families naar hun huizen en landerijen terug te mogen keren moreel begrijpelijk. “Het gaan vandaag evenwel om ongeveer zes miljoen Palestijnse vluchtelingen: degenen die van de oorspronkelijke 700.000 nog leven, hun kinderen en de volgende twee generaties.”

“De opname van zo’n groot aantal Arabieren zou tot gevolg hebben dat Israël niet langer een Joodse staat zou zijn, maar de 24e Arabische staat. De verlening van het recht op terugkeer zou Israël destabiliseren en vormt een recept voor zijn verwoesting. De Joden hebben een staat, en wie een Arabisch recht op terugkeer opeist, die zou daarvan graag geen staat willen maken.”

Compromisloze houding

Vanaf de jaren twintig in de vorige eeuw nam de toen ontstane Palestijnse nationale beweging het standpunt in dat Palestina aan de Arabieren behoort, zet Morris uiteen. In die optiek gaat het om een Arabisch-moslims land dat altijd al door Arabieren bewoond is geweest.

Pure onzin natuurlijk, vervolgt de historische onderzoeker. “Palestina werd in de zevende eeuw door moslims veroverd. Die kwamen van het Arabisch schiereiland. Daarvoor waren er geen Arabieren in Palestina. Er waren Romeinen, Joden, Grieken – geen Arabieren. Desalniettemin blijft men volhouden dat het Arabisch land zou zijn en de Arabieren de enige legitieme bezitter. De PLO en Hamas bestrijden elke band van de Joden met Palestina.”

Morris illustreert deze Palestijnse geschiedkundige fictie met het optreden van de voormalige PLO-leider Jassir Arafat. Die beweerde tegenover de vroegere Amerikaanse president Clinton zelfs dat er geen Joodse tempel in Jeruzalem zou zijn geweest. “Dat betekent dat er geen Joods koninkrijk in het land Israël zou hebben bestaan”, analyseert de Israëlische historicus. “Dat alles zou slechts op Joods-Israëlische mythevorming berusten.”

De historische feiten tonen het aan, onderstreept Benny Morris, heel consequent heeft het Palestijnse leiderschap vanaf Mohammed Amin al-Husseini (de beruchte moefti-collaborateur van de nazi’s) tot op vandaag elk compromisvoorstel ter oplossing van het conflict met de Joodse staat van de hand gewezen. Noem maar op: de Palestijnen verwierpen in 1937 een Brits delingsvoorstel in twee staten, idem dat van de VN in 1947, zo ook het Palestijnse autonomievoorstel van Begin en Sadat uit 1978 in Camp David, daarna de tweestatenvoorstellen van Barak en Clinton in 2000 in Camp David alsook ten slotte het vergaande compromisvoorstel van de toenmalige Israëlische premier Olmert aan diens Palestijnse tegenstrever Mahmud Abbas in 2007/2008.

Nooit weken de Palestijnen in het conflict met Israël van hun principe, hun grondhouding af dat de zionistische beweging “een roofzuchtige ideologie” zou zijn en de Joodse staat “een roversstaat”, beklemtoont Morris. Elke Palestijn die zich positief opstelde tegenover het compromisvoorstel van twee staten kon op verstoting uit eigen kring rekenen of erger… Zo moest Fatah-loyalist Said Hammami bijvoorbeeld dat zelfs met de dood bekopen.

Voor de compromisloze houding in het Palestijnse kamp verwijst Morris tot slot naar het welbekende Handvest van Hamas: dit document sluit een Joodse staat op “moslimterritoir” sowieso uit, Palestina dient een sharia-staat te worden.

En de PLO dan? Als seculier Palestijns alternatief voor Hamas signaleert de PLO weliswaar in het openbaar af en toe een bereidheid tot onderhandelen, geeft Morris aan, maar ook zij doet beslist geen afstand van het recht op terugkeer. “Voor de PLO is het echter helder dat deze eis onrealistisch is en vanwege de genoemde redenen geen optie vormt voor Israël.”

Religieuze dimensie

In eerste instantie wordt het Israëlisch-Palestijns conflict veelal gepresenteerd als een politiek-territoriaal geschil, steekt Morris van wal. Een conflict tussen twee nationale bewegingen over hetzelfde stuk land. Aan Arabische zijde was echter ook altijd substantieel sprake van een religieuze component, tekent de expert daarbij aan. “De islam heeft de Joden en het Jodendom immer als een vijand beschouwd – dat is reeds in de Koran verankerd, die het volk van de Joden in wezen demoniseerde.”

Het klopt weliswaar ook, zo preciseert Morris, dat in de Koran de Joden -evenals de christenen- hier en daar als volk van het boek worden aangeduid, wat hen enigszins legitimiteit verschaft. “Echter, de Koran en de hadiths (overgeleverde verhalen uit/over het leven van de profeet Mohammed, red.) bevatten evenzo antisemitische, anti-Joodse grondbeginselen. Neem het gepraat over Joden als de zonen van apen en zwijnen. Dat valt niet te ontkennen.”

Het conflict tussen de zionisten en de Palestijnse Arabieren dateert van het eind van de negentiende eeuw. Dit politieke antagonisme werd van Arabische kant van meetaf aan begeleid door religieus antagonisme, doceert de historicus. Al voor de jaren twintig van de twintigste eeuw waren derhalve religieuze ressentimenten wijd verbreid. “De onlusten in Hebron van 1929, uitgelokt door het gerucht dat de Joden de afbraak van twee moskeeën planden ten gunste van een tempel, zijn een manifestatie van dit religieuze ressentiment”, licht Morris toe.

 Als geestelijke brandstichter voor de Palestijnse strijd tegen de Joodse gemeenschap in Brits Palestina en later tegen de Joodse staat wijst de Israëlische geschiedkundige nadrukkelijk de reeds genoemde moslimgeestelijke en antisemiet Mohammed Amin al-Husseini aan. De laatste bezwoer een Joods gevaar voor de islam en de islamitische plaatsen in Palestina.

Een ander concreet voorbeeld van de belangrijke religieuze dimensie van het Israëlisch-Arabisch/Palestijns conflict is de afkondiging van de jihad (de heilige oorlog) door de gezaghebbende religieuze raad van de al-Azhar Universiteit in Egypte naar aanleiding van het VN-besluit om Palestina in twee staten op te splitsen van 1947.

Daarmee werd een trend gezet, de trend van het jihadisme, constateert Morris. In grote delen van de Arabische wereld predikten vervolgens islamitische geestelijken de jihad tegen Israël. Elke moslim diende aan deze strijd tegen de Joodse staat bij te dragen. “Het ging hierbij dus om een principiële motivatie voor de aanval op de zionistische presentie in Palestina”, vat Benny Morris samen.

 Vandaag de dag beschouwen vele Israëli’s trouwens evenzeer het conflict met de Palestijnen niet meer alleen politiek aan aard, maar in toenemende mate ook als religieus, zo observeert de historicus onder verwijzing naar belangrijke demografische en politieke verschuivingen in de Joodse staat gedurende de laatste decennia.

 

 

 

 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.