“Laat Joden hier voelen dat zij erbij horen; hier horen” – in gesprek met Eric Bremer op weg naar 4 mei, waar in Nederland mede 104.000 Joodse oorlogsslachtoffers worden herdacht

Gepubliceerd op 1 mei 2025 om 20:56

Noodwinkels aan de Nieuwe Binnenweg te Rotterdam . 01-01-1941 - 31-12-1941 collectie 4202 Gemeente Archief Rotterdam (bewerkt)

 

Hoewel bij tijd en wijle een gevoel van ‘er niet te mogen zijn’, een opgejaagd gevoel hem bekruipt mede door hatelijkheden en bedreigingen via sociale media, vertrekt de Joodse Nederlander Eric Bremer niet naar Israël. “Ik ben hier geworteld en laat mij niet verdrijven.” Sterker nog, samen met een moslima, werft hij met succes tijdens gastlessen op scholen voor gemeenschapszin, contra vooroordelen, kortom, voor een werkelijk inclusief Nederland.

 

De dag van de Nationale Dodenherdenking, 4 mei, nadert weer. Welke gedachten/gevoelens roept dat bij u als Joodse Nederlander vandaag de dag op?

Eric Bremer: Ik merk bij mijzelf een gevoelsmatig ‘afstand nemen’ van de Nationale Dodenherdenking, vanwege een toenemende ‘verwatering’ en politisering van ‘4 mei’. Het ‘nationale’ aspect -we herdenken Nederlandse slachtoffers- staat onder druk van pressiegroepen die om politieke redenen andere slachtoffergroepen buiten Nederland erbij willen betrekken zoals slachtoffers van het geweld in Gaza. Iets wat mij betreft 364 dagen per jaar mag, maar niet 4 mei.

Daarnaast: de toenemende aandacht voor de foute Nederlanders tijdens de bezetting en hun nazaten ‘verdunt’ ook de herdenking, voor mij begonnen in 2012 met het onzalige idee van het herdenkingscomité om een 15-jarige jongere bij de Nationale Herdenking op tv een gedicht te laten voorlezen over de aan het Oostfront omgekomen oudoom die bij de Waffen SS zat.

Ook krijg ik steeds vaker het gevoel dat Joden in Nederland zich vooral niet te veel mogen uiten en dat dus het aspect van de Joodse oorlogsslachtoffers (104.000 doden in Nederland!) steeds minder benoemd mag worden.

Ik herdenk voor mijzelf op 4 mei de gevallen militairen en verzetsstrijders, de concentratiekampslachtoffers en anderen die vielen voor onze vrijheid. De Joodse slachtoffers herdenk ik in het bijzonder tijdens ‘onze eigen’ herdenking, de jaarlijkse Jom haSjoa, rond dezelfde tijd.

 

Stolpersteine/struikelstenen in Rotterdam raken rechtstreeks aan uw familiegeschiedenis, aan de Shoa. Zou u daarover willen vertellen?

Eric Bremer: Aan de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam liggen Stolpersteine voor het jonge echtpaar Louis Bremer en Esther Sanders, met hun zoontjes Joseph van 3 en Benedictus. Benedictus Bremer woonde daar echter nooit, althans enkel nog in de buik van mama Esther, die hoogzwanger met het gezin naar Westerbork werd getransporteerd, waar Benedictus op 27 juli 1943 werd geboren. Zes weken later werd Benedictus met zijn familie naar Auschwitz gedeporteerd, waar Benedictus met zijn broertje Joseph en mama Esther direct na aankomst werden vergast. Papa Louis had nog een lijdensweg te gaan, o.a. in een van de dodenmarsen, voordat hij in februari 1945 in Dachau stierf.

De opa’s en oma’s van Benedictus werden in Sobibor vermoord.

Ik kan enkel hopen dat Benedictus en broertje Joseph, in de gaskamer, nog in mama’s armen konden blijven.

Benedictus, Joseph en hun ouders waren ‘slechts’ enkelen van de 6 miljoen vermoorde Joden. Onderdeel van het vreselijke plan het hele Joodse volk uit te roeien.

 

De voortdurende openlijke en publieke manifestaties van Jodenhaat tasten de Nederlandse democratische rechtsstaat fundamenteel aan.

-hoe ondergaat u deze zorgwekkende maatschappelijke situatie persoonlijk?

Eric Bremer: Ik ben niet bang ‘aangelegd’, maar kan niet ontkennen dat het mij raakt. Toch treed ik als Jood naar buiten, met naam en toenaam, op o.a. social media, met alle gevolgen van dien: hatelijkheden en zelfs bedreigingen. Bij tijd en wijle leidt het tot een opgejaagd gevoel, een gevoel ‘er niet te mogen zijn’. Vermoedelijk een gevoel dat onze voorouders gedurende vele eeuwen ook regelmatig hadden.

-welke gevolgen neemt u waar binnen de Joodse gemeenschap in Delft?

Eric Bremer: Ik merk bij sommige mensen angst en daarom de wens om niet meer herkenbaar Joods te zijn: geen menora voor het raam, de mezoeza bij de voordeur afgeplakt en eigenlijk datzelfde opgejaagde gevoel dat ik zelf ervaar.

-wat is uw oproep aan regering, parlement, burgemeesters, justitie, politie, media, ja aan de hele Nederlandse bevolking om dit antisemitisch getij te keren?

Eric Bremer: Weersta iedere poging of neiging een conflict in het Midden-Oosten hier te importeren! Overheid, treedt daadkrachtiger op tegen pogingen dat conflict hier te importeren, zoals we regelmatig zien in betogingen, sit-ins op stations en bezettingen van universitaire gebouwen.

Media, wees zorgvuldiger in berichtgeving, waarbij vaak erg gemakzuchtig en weinig kritisch ‘nieuws’ van Hamas of het partijdige Al Jazeera wordt overgenomen. Duitstalige media en talkshows laten zien dat het ook anders kan.

Nederlanders, identificeer Joden hier niet met wat dáár gebeurt, want zij hebben er part noch deel aan. Laat Joden hier voelen dat zij erbij horen; hier horen. Daarnaast: wees waakzaam tegen antisemitische uitingen in uw omgeving; ook al lijkt iets onschuldig of ‘niet kwaad bedoeld’, kan het uiterst kwetsend zijn en een toch al hellend vlak versterken. Spreek mensen aan op hun uitingen en gedrag; op ieder racisme overigens!

U verzet zich tegen het deprimerende gevoel van ‘machteloosheid’ door zelf activiteiten te ontplooien voor een beschaafde, tolerante Nederlandse samenleving. U doet dat ook door gastlessen te geven op middelbare scholieren samen met een moslima.

-hoe kwam deze samenwerking tot stand?

Eric Bremer: Na de pogrom van 7 oktober 2023 zochten wij als Joodse gemeenschap in Delft naar manieren om zichtbaar te zijn en bruggen te slaan naar andere gemeenschappen, waaronder de islamitische. En die behoefte bestond daar kennelijk ook, want ik werd benaderd door een moslima die wilde praten over wat wij samen zouden kunnen doen. Wij spraken af en uit mooie gesprekken ontstond het idee van gastlessen aan middelbare schoolklassen. En scholen stonden er ook voor open, gelukkig.

-lukt het om samen de scholieren werkelijk te bereiken, in gesprek te komen met hen?

Eric Bremer: Ja, boven verwachting eigenlijk. Dat begint al met onze verschijning: de Grote Kale Jood en de Kleine Pittige Gehoofddoekte moslima die zich presenteren als neef en nicht, want afstammelingen van Abraham/Ibrahim. Zoals in alle families kunnen wij het ook hartgrondig met elkaar oneens zijn, maar zonder elkaar naar het leven te staan. Wij vertellen over onze eigen ervaringen met antisemitisme en islamofobie -want beide komen vandaag veelvuldig voor- en vervolgens maken de leerlingen in groepjes opdrachten die hun vooroordelen zichtbaar maken en waarover we met elkaar in gesprek gaan: confronterend, vaak. Ook vanuit de leerlingen kregen wij hierop enthousiaste reacties.

Speelt de gedachte van vertrek naar Israël, de alijah, soms door uw hoofd bij die aaneenrijging van doorgaans onbestrafte antisemitische scènes op Nederlands grondgebied?

Eric Bremer: Ja, absoluut. Maar ook niet meer dan dat, want ik heb hier toch mijn leven, ben hier geworteld en laat mij niet verdrijven. Israël is een fantastisch land, de levensverzekeringspolis van iedere Jood, maar ook ons spirituele hart en de enige plek waar wij geen minderheid zijn. Ik ben graag in Israël, maar er zijn daar ook genoeg ontwikkelingen die mij zorgen baren, zoals de religieuze radicalisering en de groei van extreemrechts. Een probleem dat overigens in Nederland en de verdere westerse wereld ook niet onbekend is…

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.